Doel
Met een ballondilatatie kan een vernauwing van de aortaklep, één van de hartkleppen van het hart, verholpen worden. Een vernauwing van deze hartklep, een aortaklepstenose, ontstaat door verkalking. De klachten bestaan vaak uit een benauwd gevoel bij inspanning en kortademigheid.
Voorbereiding
Meestal gebeurt deze ingreep in geplande omstandigheden, na een consultatie of tijdens een opname. Indien je reeds opgenomen bent op de afdeling, zal de verpleegkundige met jou enkele vragen overlopen op je kamer. Je krijgt een operatiehemd aan en de verpleegkundige plaatst een infuus in je arm. Ongeveer 1 uur voor de behandeling krijg je een dosis antibiotica toegediend. Indien je opgenomen wordt na een consultatie, zal de ingreep via het cardiologisch dagziekenhuis gebeuren. Zo nodig kan hier ook een bloedafname gebeuren. We proberen de wachttijd tot je onderzoek zo comfortabel en aangenaam mogelijk te maken. Na aanmelding, kan je dan ook plaatsnemen in de lounge. Naarmate de start van je behandeling nadert, zal je een bed toegewezen krijgen.
Je moet voor opname nuchter zijn: minimaal 2 uur voor heldere vloeistoffen (water, thee en koffie), minimaal 6 uur voor een lichte maaltijd en melkproducten, minimaal 8 uur voor een normale maaltijd.
Thuismedicatie mag ingenomen worden met een klein slokje water. Indien je antistollingsmedicatie neemt zoals Sintrom® (Acenocoumarol), Marevan®, Marcoumar®, Pradaxa®, Xarelto®, Eliquis® of Lixiana®
dien je, na overleg met je behandelende arts, deze te onderbreken. Andere antistollingsmedicatie zoals Asaflow®, Cardioaspirine®, Plavix® (clopidogrel), Brilique® of Efient®, onderbreek je niet.
Het is ook raadzaam een lijstje met daarop jouw thuismedicatie (of de medicatie in de verpakking) mee te brengen bij opname. Een voorgedrukte lijst hiervoor kan je terugvinden in de onthaalbrochure. Juwelen hinderen de behandeling en laat je best thuis of op de kamer. De ingreep gaat door in de hartkatheterisatiezaal.
Ben je allergisch voor bepaalde antibiotica of contraststof, meld dat bij opname zeker aan de verpleegkundige.
Onderzoek
Je neemt plaats op de behandeltafel. Er worden elektroden aangebracht om het hartritme te volgen. Deze behandeling gebeurt onder lokale verdoving. Een steriele doek wordt over jou gelegd en via de lies worden twee kleine buisjes geplaatst (één in de slagader, één in de ader). Een tijdelijke pacemaker wordt geplaatst, die na de ingreep terug verwijderd wordt.
Via het buisje in de slagader, wordt een stijve voerdraad doorheen de vernauwde hartklep gebracht. Vervolgens wordt een ballon of soms een serie van ballonnen opgevoerd om de hartklep te dilateren.
Risico’s
Gezien het voorafgaande selectieproces en een nauwlettend opvolgen van de verschillende stappen van de ingreep, zijn complicaties eerder zeldzaam. Voor sommige complicaties kan een urgente operatie nodig zijn. De belangrijkste complicaties zijn: bloeding van de lies, embolisatie met beroerte (klonter), aortaklepinsufficiëntie (kleplekkage), scheur van de klepring, harttamponnade of overlijden.
Resultaten
Een ballondilatatie van de aortaklep geeft geen blijvend resultaat en wordt bijvoorbeeld overwogen als tijdelijke behandeling bij herhaaldelijk hartfalen door een ernstige aortaklepstenose (verkalking) of als overbruggingstherapie naar een definitieve therapie (chirurgische klepvervanging of cathetergeleide klepvervanging).
Nazorg
Na de ingreep worden de beide buisjes uit je lies terug verwijderd. In de slagader wordt meestal een sluitsysteem geplaatst om bloeding in de lies te voorkomen. Het buisje in de ader dient manueel afgedrukt
te worden. Vervolgens krijg je een drukverband om. Hiermee moet je 24 uren in bed blijven. Belangrijk is het aangeprikte been stil te laten liggen.
De verpleegkundige zal je vertellen wanneer je mag opstaan en zal regelmatig je bloeddruk, hartslag en punctieplaats controleren. Vreemde gewaarwordingen moet je steeds aan de verpleegkundige melden. Ook als je een warm, nat gevoel in de lies zou voelen, moet je de verpleegkundige waarschuwen. Dit zou kunnen wijzen op een bloeding.
Na ontslag word je verder opgevolgd met een controleafspraak waar eventuele nabehandeling of definitieve behandeling zal besproken worden.
